Grote blauwe ogen vlak bij de mijne. Een hele serieuze blik. Onze peuter voelt heel voorzichtig met haar vingertje aan mijn wenkbrauwen en zegt, alsof ze een geheim gaat onthullen: “Weet je hoe die heten?” Ik houd me muisstil, haar vingertjes zijn vlakbij. Dan zegt ze het, langzaam… “wenkvrouwen”. Ik probeer niet te lachen. Want geef haar eens ongelijk. Het is toch een prachtig woord… ik fluister het woord na. En terwijl ik het zeg laat ik mijn wenkvrouwen als van verbazing vanzelf omhoog bewegen. Haar mondje wordt een rondje… “ooo…” Zij kijkt met nog grotere verbazing. En dan fluistert ze voorzichtig: “beweegvrouwen”… Mijn gegrinnik floept naar buiten en we lachen er samen om.
Aan de keukentafel kijken onze mannen eens goed terwijl ik het uiterst precies probeer aan te wijzen… “Wij vertellen wat dit zijn. Niks zeggen!” twee hoofden knikken, zeggen niets. Dan zegt onze peuter: “wenkvrouwen”. Een knikje benadrukt haar prachtige woord.
“Niet! Wenkbrauwen!” zegt onze kleuter met een stelligheid die peuter zelfs even moet verwerken.
“Misschien zijn het toch wenkvrouwen,” zo ga ik de boel redden, “want wij zijn vrouwen!” Peuter knikt heel serieus. Zo zit het! Maar we zijn er nog niet… “Hoe heet dat dan bij mannen?” Oef, daar had ze nog niet over nagedacht. Kleuter lacht hardop terwijl hij roept: “wenkmannen zeker!” We besluiten die middag dat we het allebei goed rekenen.
Spiegel
Onze kinderen kijken naar mij. En niet alleen naar mijn wenkbrauwen. Ze kijken hoe ik loop, praat, de telefoon opneem en de pakketbezorger bedank voor het doosje wat hij af komt geven. En… ze doen het na. Geef mijn kinderen een speelgoedtelefoon en ik hoor het gesprek terug. Met de juiste intonatie, grapjes en de afsluitende groet… “tot ziens… dag hoorrr!”
In het rollenspel van onze meisjespeuter zie ik het gebeuren. Ze zet een kopje thee voor me met het geluid van de warmwaterkraan van onze keuken, slaat het deurtje van het kastje dicht met dezelfde zwaai. En dan staat ze voor me: “Lekker bakkie thee, Marieke?”
Soms is de spiegel wat minder leuk om in te kijken. Wat ik zie maakt me niet blij. Als ik opkijk van mijn telefoonscherm staat ze voor me: handen in de zij, hoofd schuin, dus wat ze gaat zeggen meent ze. Felle oogjes en een dwingend toontje: “Nu wil IK appen!” Ze graait naar mijn telefoon en zet het op een brullen als ze mis grijpt. “IK WIL NU EPPUH!” herhaalt ze voor alle duidelijkheid.
Ik leg de telefoon maar eens heel hoog weg. Dat is beter voor ons allebei. Met een boekje is ons dametje wel te lijmen en even later lijkt ze het vergeten. Maar in mijn hoofd galmt het nog na.
“De Heere gebruikt de kinderzegen om ouders op te voeden. Hoe waar is dat! Want hoe langer ik onze kinderen ken, hoe meer ik hun zonden zie. En hoe meer ik hun zonden zie, hoe meer ik moet erkennen dat het ook mijn zonden zijn.” (Uit: Elke Dag Nieuw – roeping en verwachting voor moeders vandaag).
Opvoeden
Ik wil het zo graag goed doen: opvoeden, kinderen groot brengen, helpen groeien tot zelfstandige volwassenen die ook nog eens leuk zijn in de omgang en oog hebben voor een ander. Maar als ik nu al schreeuwende kinderen heb als het om schermpjes gaat, hoe moeten de meest belangrijkste opvoeddingen dan ooit goedkomen?
Ik zie in gedachten twee vrouwen, twee opvoeders, van twee generaties. Ze houden van dat kleine jongetje: Timotheüs. Ze leren hem zijn handjes vouwen, spreken de gebeden hem voor. Hun voorbeeld is niet perfect geweest. Ze moeten ook dagen gehad hebben waarbij ze voelden dat ze het alleen niet konden. Heeft Timotheüs hen ook weleens in de spiegel laten kijken?
Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd, dat het ook in u woont (2 Timotheüs 1 vers 5).
Paulus schrijft aan Timotheüs over het ongeveinsde, oprechte geloof dat hij ziet in deze jonge volgeling van Christus. Hetzelfde geloof dat eerst woonde in zijn oma en moeder. Twee vrouwen, twee gewone vrouwen die hun opvoedwerk met vallen en opstaan mochten doen. Loïs en Eunice, jullie houden mij vandaag ook een spiegel voor. Wat zag Timotheüs? Geen buitenkant-geloof. Nee, het was echt! Hij mocht hun woorden over de Heere leren nazeggen.
Zijn mijn woorden het waard om nagezegd te worden?
Ik kijk in de spiegel. En zeg het tegen mezelf: “Het doet ertoe wat je zegt, want het wordt gehoord! Het doet ertoe wat je doet, want het wordt gezien.” Met een gebed in mijn hoofd ga ik thee zetten en stuur ik de peuter naar de kast op zoek naar wat lekkers. En dat is dan weer iets wat je maar één keer hoeft te zeggen!
Weer een heerlijke blog Marieke, lief en leerzaam…..
Wat mooie Blog zo herkenbaar maar ook daarom juist goed om over na te denken.