Vanuit mijn tandartsstoel zie ik hoe de lucht zich steeds donkerder kleurt.
Toch verrast het me als ik een kwartier later de eerste spetters voel. Een regenbui in de tropen ontwikkelt zich zo snel. En zeker nu in het regenseizoen, zijn ze niet mis. Ik zit dan ook nog maar even in de taxi of de regen valt met bakken uit de hemel. Koud is het niet, maar wel nat. Je kleren raken doorweekt. De straten veranderen in stromende rivieren. Putdeksels komen omhoog. Vaak loopt het water het huis in waar je het met doeken en/of emmers zo goed mogelijk probeert op te vangen. Wat vervolgens weer een extra trommel was geeft. Of neem nu de waterdruk die door deze hoeveelheden afneemt, waardoor er geen water uit de kraan komt en we onze noodvoorraad aan moeten spreken. Kortom, een regenbui heeft heel wat consequenties.
Vanaf de achterbank bekijk ik de mensen op straat. Sommigen wachten tot het ergste voorbij is. Maar wat is het fascinerend om te zien hoe kinderen stampen in de grote plassen. Hoe jongeren met zeep in hun haar onder de waterstromen staan die van de golfplaten daken naar beneden komen. Hoe volwassenen plezier maken in hun zwembroek. Hoe een vrouw haar groenten wast. Hier, aan de rand van de achterstandswijk, wordt van de nood een deugd gemaakt.
Het is als een spiegel.
Is het een karaktertrek om schijnbare tegenslag zo vaak negatief te interpreteren? Je weet wel, die van het half lege glas? Vooral de dingen zien die niet goed gaan of die we anders in gedachten hadden? En een blinde vlek voor het positieve hebben?
Of is het onze westerse bril die maakt dat we misschien een beetje verwend zijn? Dat we gewend zijn om veel in ons leven naar onze hand te zetten? Bij de meesten van ons zijn de basisomstandigheden in meer of mindere mate wel op orde. We hebben een waterdicht dak boven ons hoofd. In de winter kunnen we het warm stoken. In de zomer genieten we op ons terras van de zon. De verzekering dekt de ziektekosten. Onze kinderen kunnen met volle magen naar school en, mede dankzij tweedehands kledingbeurzen, gaan ze ook nog goed gekleed. Voor de lage inkomens zijn er tegemoetkomingen. We ondervinden soms wat vijandschap, maar in principe kunnen we nog ongehinderd christen zijn.
Eens hoorde ik iemand zeggen: “Ik heb geleerd om alle dingen die er in mijn leven gebeuren als leermomenten te zien. En er voor te danken. Ze overkomen mij niet.”
Hoe reageer jij als het tegen zit?
Als er een beker melk omgegooid wordt? Als je kind thuis komt met een scheur in zijn broek? Als de stroom uitvalt en de dingen in de koelkast bederven? Als er zoveel is wat je moet doen en je kind krijgt griep? Als er een stuk verf van je muur wordt gestoten? Blijf je dan geduldig en kun je blijven danken?
Kunnen we in al die kleinere en grotere tegenslagen een stukje vorming van ons karakter zien? Een karakter waarbij de vruchten van de Heilige Geest steeds meer zichtbaar mogen worden? De vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (Galaten 5 vers 22).
Begrijp me goed, ik wil nu niet volledig zijn. Als het gaat om de zin van het lijden, de verschrikkelijke dingen die sommigen van ons meemaken, onbegrepen wegen, dan is er zoveel meer te zeggen. Maar hier heb ik het over de kleine tegenspoeden in ons leven, die we soms zo uit kunnen vergroten. Waarbij relativeren op zijn plek is. Nee, er is geen dood of leven mee gemoeid. Nee, er zijn geen grote psychische beschadigingen. Nee, ik hoef er niet dakloos voor te worden. Nee…
Dankt God in alles.