Piep-piep-piep’. Terwijl ik een cliënt onder de douche help, hoor ik de bel in de zak van mijn uniform. Ik droog vlug één hand af om op het scherm het kamernummer te kunnen zien en druk op de toets ‘beantwoorden’. Via de telefoon hoor ik de stem van de bellende cliënte: ‘ik moet zo nodig naar de wc’. ‘Ik kan op dit moment nog niet naar u toekomen’, zeg ik zo luid mogelijk boven het geluid van de stromende kraan uit. ‘Het kan nog wel 10 minuten of een kwartier duren. Ik doe mijn best om zo snel mogelijk te komen!’ Terwijl ik de telefoon weer in mijn zak stop en naar de cliënt kijk die onder de stromende kraan op mij wacht, weet ik dat die inschatting waarschijnlijk wat aan de positieve kant was. Nu rest er dus maar één ding: de dame voor mij zo snel mogelijk afdrogen, aankleden, haar steunkousen aantrekken en met de tillift in haar rolstoel helpen, zonder al te haastig over te komen. Als ik twintig minuten later met een rood hoofd en zweetstraaltjes over mijn rug het appartement van de bellende bewoner binnenkom kijkt ze me benauwd aan: ‘ik ben bang dat het al gebeurd is’. En dan kan ik niets anders doen dan mijn arm om haar schouder leggen en vanuit de grond van mijn hart zeggen: ‘Sorry. Soms zou ik zó graag op twee plekken tegelijk willen zijn’.
Toen het coronavirus toesloeg ben ik weer aan de slag gegaan in de zorg. Dat was behoorlijk wennen, want hoewel ik nog wel mijn BIG registratie had, was het toch vier jaar geleden dat ik voor het laatst in de zorg gewerkt had. Bovendien was dat toen niet in de ouderenzorg, zoals nu, maar op het (aangrenzende) hospice. Daar hadden we een overzichtelijk maximum van vijf cliënten en was er altijd een vrijwilliger bij. Hier moet je je aandacht verdelen over zeven tot negen cliënten, tijdens sommige momenten van de dag zelfs meer. Bovendien hebben veel mensen in een verzorgings- of verpleeghuis hun vaste gewoonten. Veel van die dingen kun je lezen in het digitale werkplan, maar zie dat allemaal maar eens te onthouden als al die mensen nieuw voor je zijn. En aan welke kant van het bed meneer zijn sloffen wil hebben, dát staat er niet in, terwijl het voor sommige mensen een zeer belangrijk gegeven is. Het was dus even behoorlijk wennen. Maar nu ik nog maar enkele diensten hoef te werken en het einde van deze enerverende periode in zicht komt, merk ik dat het ook een ontzettend leerzame periode voor me is geweest, ook voor mijn moederschap. Graag deel ik een paar van die lessen met je.
1. Oud worden is niet eenvoudig
Het is een zegen om oud te worden, zeker. Maar makkelijk is het niét. Als je hulpbehoevend en afhankelijk wordt, jezelf niet meer kunt aankleden, niet meer kunt omdraaien in bed, verschoond moet worden, letterlijk niet meer op je eigen benen kunt staan. Het zijn dingen die de gemiddelde dertiger zich niet realiseert, maar voor zóveel mensen de dagelijkse praktijk is. En went dat? Voor sommigen misschien wel, maar voor anderen is het een dagelijkse worsteling om niet meer voor zichzelf te kunnen zorgen.
Afhankelijk zijn is misschien wel één van de moeilijkste dingen voor ons als mensen. Wat willen we graag onze eigen boontjes doppen. Wat is het akelig als iemand anders onze rommel op moet ruimen en onze billen af moet vegen. Als we elke dag van die vervelende steunkousen aan moeten, die dan ook nog eens elke dag door een andere zuster worden aangetrokken, en er af en toe zusters bij zijn die bijna je been uit de kom trekken.
Oud worden kan bovendien behoorlijk eenzaam zijn. De meeste mensen in het huis waar ik werk, zijn na hun huwelijk alleen achter gebleven. Een enkeling heeft nog een echtgenote thuis, waar hij niet meer mee kan samenwonen. In coronatijd zorgde dat voor veel gemis en eenzaamheid. Maar ook nu bezoekers weer welkom zijn zie je het: veel ouderen zijn eenzaam. Ze krijgen bezoek, maar die gaan ook weer. Ze hebben hun eigen, veelal druk bezette leven. Veel geliefden, met wie lief en leed gedeeld is, vallen weg. (Bijna) nergens is de vergankelijkheid van het leven zo zichtbaar als in een verpleeghuis. Het gaf mij weer het voornemen om meer om te zien naar ouderen, uit de gemeente bijvoorbeeld.
2. Relativeren mag, dankbaar zijn ook
‘Het is ook niet makkelijk’, vertrouwt een mevrouw in een rolstoel me toe. ‘Maar ik heb gelukkig mijn verstand nog. Als ik in de war zou raken, dat lijkt me het ergste dat er is’. Een dementerende dame van 90+ die ik uit bed help steekt eerst haar beide benen nog even recht omhoog de lucht in. ‘Ik moet een beetje soepel blijven hè. Ik wil niet een rolstoel komen. Ik vergeet alles tegenwoordig, maar dat bedenk ik elke dag: ik wil de benen eronder houden. Gelukkig gaat het lopen nog goed, dat wil ik graag nog lang zo houden’. Ik geniet er stilletjes van dat beide dames hun eigen situatie een beetje relativeren. En dat ze dankbaar zijn voor wat ze nog hebben, al is het in mijn ogen niet zoveel meer.
Laten we ons erin oefenen, relativeren en dankbaar zijn. We kunnen dat nog wel eens hard nodig hebben!
Met relativeren bedoel ik niet dat we het moeten ontkennen of niet mogen zeggen, wat ons dwars zit. Zeg het, gooi het eruit, accepteer het dat de ander een luisterend oor biedt. Maar zeg óók waarvoor je dankbaar bent, wat je waardeert en waar je van geniet. Dat maakt alle verschil!
3. Zeg het (met of zonder bloemen)
Zeg ook eens wat je in de ander waardeert. En, misschien vooral: in je kind. Ik kan dat makkelijk vergeten. Ik mopper, corrigeer, en stuur bij. Gezellig kletsen over koetjes en kalfjes, of en compliment geven over een taak die goed gedaan is of een prachtige tekening, dat gaat ook wel. Maar echt zeggen hoe blij ik met ze ben? Ze laten merken dat ik ze waardeer om wie ze zijn en dat ik blij ben dat ik juist hun moeder mag zijn? Dat zou ik vaker mogen doen.
Als we het nu niet doen, nu onze kinderen jong zijn, zullen we het ook later niet gemakkelijk doen als zij volwassen en wij oud zijn geworden. Ik zie het soms, dat onvermogen van een vader om zijn waardering uit te spreken naar zijn zoon. De moeite van een moeder om niet alleen over koetjes en kalfjes te babbelen, maar ook iets te zeggen over wat er in haar hart leeft.
Ik schreef het al eerder in dit blogartikel, en ook in het boek Elke Dag Nieuw:
“Sta eens stil. Zak door je knieën. Kijk naar je kind. Kijk naar zijn haar, naar haar ogen, blauw, bruin of grijs. Kijk naar zijn vingers, zoals je naar zijn vingertjes keek toen hij net geboren was. Kijk naar haar voeten, zoals je je vertederde over haar teentjes toen ze nog maar net bij je was. Dit is hetzelfde kind. Ze groeide op in een oogwenk. En dat zal ze blijven doen. Koester dit moment. Verblijd je. Dank voor dit kind. Zeg het haar, hoeveel je van haar houdt. En draag je opgroeiende kinderen op aan de Heere, die altijd Dezelfde blijft.”
4. Leef nú voor wat waarde voor je heeft
Soms betrap ik mezelf erop dat ik denk: ‘later, als ik eens meer tijd heb, dan ga ik…’ Dat kan aangevuld worden met allerlei activiteiten, variërend van haken tot studeren tot meer lezen, enz. Maar loop eens een verpleeghuis binnen en kijk wat de mensen aan het doen zijn als je hun kamer binnenkomt. Veelal is dat… niets. Ik ken mensen die vanuit hun kamer in een verpleeghuis opinie-artikelen schrijven, een thuisstudie doen en kaarten maken voor goede doelen. Maar ontzettend veel anderen hebben niet meer de fysieke kracht, de mentale drive of het geestelijke vermogen om iets te ondernemen.
Stel niet uit wat je belangrijk vindt. Wacht niet tot je kinderen het huis uit zijn voor je gaat genieten van de natuur. Misschien heb je tegen die tijd de ziekte van parkinson. Ga samen wandelen en fietsen en verwonder je over Gods schepping. Wacht niet met vrijwilligerswerk tot je man gepensioneerd is. Misschien wordt je tegen die tijd één van beide getroffen door een spierziekte of dementie. Wat zou je dan kunnen doen als je de gedachte voelt opkomen: ‘later, als ik eens meer tijd heb, dan ga ik….’? Schrijf het op. Maak het concreet. Wat zou je willen doen? En waarom? Hoe belangrijk is het voor je? En maak dan een plan. Kijk hoe je dit een plek kunt geven in je leven nú.
Niet in het minst geldt dat voor ons geestelijk leven trouwens. Ben je nu te druk, maar ga je láter meer Bijbellezen, meer bidden, écht God zoeken? Als er één ding is dat ik weer gezien heb in de afgelopen tijd, is het dat het goed is om de Heere te zoeken in onze ‘jeugd’. Want hoe ouder je wordt, hoe meer je lichamelijke zorgen je in beslag nemen. Je krijgt er niet meer tijd voor dan je nu hebt. We krijgen vandaag genadetijd. En trouwens, heeft de Heere niet recht op héél ons leven en onze béste dagen?
5. Hoe wil je herinnerd worden?
In de ouderenzorg ontmoet je lieve, zachte mensen. Mensen die niet mopperen, ook al is het de vijfde dag op rij dat ze uit moeten leggen hoe hun teenstukjes omgedaan moeten worden, omdat ze elke dag een andere zuster hebben. Ik vind dat bewonderenswaardig. Het maakt dit werk zo bijzonder! Maar er zijn ook mensen die. als ze oud worden, juist humeurig en veeleisend worden. Die niet willen begrijpen dat ze niet de enige zijn op hun afdeling en daarom soms – helaas – moeten wachten. Ik denk wel eens: ‘hoe zou ik worden, als ik oud geworden ben?’
Maar belangrijker nog dan hoe ik wordt als ik oud geworden ben (als ik dat beleven mag tenminste) is het, hoe onze kinderen zich hun moeder zullen herinneren. Hoe ben ik in mijn leven geweest? Ik vind het boeiend om te zien hoe volwassen (soms zelf al 70 plus trouwens) omgaan met hun ouders. Wat zie je van de band die ze hebben? Wat laat het contact zien over de persoon die deze cliënt vroeger is geweest? Ik zoek er ook vaak naar in een overlijdensadvertentie. Wat zeggen kinderen en kleinkinderen over hun (groot)ouders?
Uiteraard zijn de woorden in rouwadvertenties vaak heel algemeen. Wat zullen ze later over mij, over jou schrijven? Wat zouden ze schrijven, als ze echt eerlijk zouden zijn?
Bijvoorbeeld:
– onze altijd hardwerkende moeder?
– onze moeder die vriendelijk was voor iedereen maar weinig tijd voor ons had?
– mijn vrouw die vooral een goede collega voor me was in ons gezin?
– onze moeder, die altijd zulke leuke foto’s van ons op Facebook zette?
– onze moeder, die ons huis altijd zo geweldig schoon hield?
Wat is het droevig als het bij zulke herinneringen blijft. Hoe zou jij graag herinnerd willen worden? Niet zozeer voor jezelf, maar voor je kinderen?
– Als een liefhebbende, toegewijde moeder?
– Als een moeder die gebreken en zonden had, maar ze ook kon belijden en vergeving durfde vragen?
– Als een moeder die haar hart en huis altijd open had staan voor haar kinderen en anderen?
– Als een biddende moeder?
– Als een moeder, die boven alles iets mocht uitstralen van de liefde van Christus?
Drie maanden inspringen in de ouderenzorg kostte me soms veel (ik heb écht bewondering voor verzorgenden en verpleegkundigen met grote contracten die jarenlang dit fysiek zware werk doen) maar heeft me ook weer veel geleerd. Om te relativeren, dankbaar te zijn, te zeggen wat er in mijn hart leeft, onze kinderen te koesteren en nú te leven voor wat echt waarde heeft. (Voor dat laatste verschijnt overigens binnenkort een super mooi hulpmiddel bij Elke Dag Nieuw, misschien heb je het al gezien?) En ik zou nog veel meer grappige en ontroerende anekdotes kunnen vertellen over de afgelopen maanden, en mijn gedachten over oud(er) worden.
Maar voor mij blijft er een vraag over. Wordt onze generatie wel oud? Zal ik ooit door jonge meisjes gewassen, ingesmeerd en verschoond worden? Of zullen we dat nooit beleven? Eigenlijk verwacht ik de Heere Jezus wel terug voor die tijd. Het kan toch haast niet zo lang meer duren?
En ik kan het niet helpen. Hoeveel liefde ik ook probeer te geven, hoe mooi de christelijke ouderenzorg ook is, hoe bijzonder veel inspanningen er voor ‘onze’ ouderen worden verricht… Maar de gebrokenheid en kwetsbaarheid van mensen doet mij ernaar verlangen dat er eenmaal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn. Waar niemand zal zeggen: ik ben ziek, of oud, of hulpbehoevend. En waar de Heere alles en in allen zal zijn!
Bedankt voor dit prachtige artikel, Elise! Ik las het van begin tot eind met instemming, ontroering en bewondering voor jou en iedereen die in de zorg werkt. Maar de laatste twee alinea’s vinden weerklank in mijn hart.
Een goede vakantie gewenst!
Ontroerend! Treffend! Recht uit jouw hart.
Wat een treffende blog! Met veel instemming gelezen.. Dank!