Als moeder van een jong gezin bestaat een groot deel van onze tijd uit zorgen. Zorgen dat iedereen ‘s morgens netjes is aangekleed, zorgen voor een ontbijt, zorgen dat de kinderen op tijd op school zijn, zorgen dat de was wordt gedaan, zorgen dat er wordt opgeruimd en schoongemaakt, zorgen voor het avondeten, zorgen voor een huilende baby en voor een kleuter met een kapotte knie. Al die dingen moeten wel, want als we ze niet doen zijn er onmiddelijk problemen. Ze worden van mij als moeder verwacht.
Soms kan me dat even overvallen. Elke dag wéér die was, elke dag wéér de vaat, wéér eten koken, wéér ruzies sussen, wéér troosten, helpen, aanmoedigen. Soms denk ik heimelijk: ‘waar doe ik het eigenlijk voor?’ Ik kan nu wel de badkamer schoonmaken, maar vanavond liggen er weer handdoeken op de grond en zit alles vol spetters. En als de kinderen weer eens met een meningsverschil bij me komen kan ik even genoeg hebben van opvoeden en geïrriteerd reageren: ‘los dat nu eens zelf op! Ik ben bezig, dat zie je toch wel?’
Ik las pas over een vrouw die als helpende in een verpleeghuis werkte. Eén van haar vele taken was het opmaken van zo’n veertig bedden (in de tijd dat dat nog met lakens en dekens gebeurde). Dat was een hele klus, en het was slechts één van haar vele taken. De verleiding was groot om de dekens snel-snel in te stoppen en terug te slaan en door te gaan naar de volgende. Maar ze wist dat er dan ongemakkelijke kreukels in de lakens zouden zitten die je misschien niet zou zien, maar door de ouderen wel gevoeld zouden worden. Toen ze weer eens zo vlug mogelijk een bed wilde opmaken dacht ze plotseling: ‘als dit nu het bed van de Heere Jezus zou zijn, hoe zou ik het dan opmaken?’ Vanaf dat moment probeerde ze elk bed met liefde op te maken, alsof het voor Hem was.
Ik vind dat een enorm leerzaam voorbeeld. Ook ik werk graag snel en zo efficiënt mogelijk. Er wordt heel wat van me gevraagd, en goed, dat wil ik best doen. Maar met liefde? Niet altijd.
Voor wie doe ik mijn werk?
Er zijn allerlei personen voor wie ik mijn werk kan doen. Voor mezelf, omdat ik van een opgeruimd huis en gelukkige kinderen houd. Voor onze kinderen, omdat ze nu eenmaal een moeder nodig hebben en ook omdat ik van ze houd. Voor mijn man, omdat ik eigenlijk graag een compliment van hem wil omdat alles op rolletjes loopt. Voor mijn vriendin die op bezoek komt, omdat ik niet wil dat zij ziet wat een bende het is. Maar de Bijbel laat zien dat ik een andere Werkgever heb:
En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen (Kol. 3:23).
Als de Heere mijn Werkgever is, zou ik mijn werk voor Hem dan niet met liefde en aandacht doen? Als ik wist dat de Heere Jezus morgen in mijn huis zou komen, zou ik er dan niet met al mijn liefde een fijn thuis van willen maken? Als ik wist dat Hij vanuit de woonkamer meeluisterde, zou ik dan zuchten om het zoveelste verzoekje van dochterlief?
We mogen ál ons werk doen voor Hem. En dat verandert ook iets aan de manier waaróp ik dat doe.
De tweede mijl
De Heere Jezus zegt in de bergrede: En zo wie u zal dwingen een mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen (Mattheüs 5:41). In die tijd hadden romeinse soldaten het recht om burgers op te dragen hun bagage te dragen voor de duur van een mijl. Al was je onderweg naar een belangrijke afspraak, je had te gehoorzamen. Een tweede mijl mee lopen was niet verplicht. Maar juist dát is wat de Heere Jezus vraagt. Laten we niet alleen doen wat persé moet of van ons verwacht wordt. Maar laten we eens nadenken: ‘hoe kan ik vandaag een tweede mijl gaan’?
Ergens las ik: ‘juist tijdens die tweede mijl ontstaan de gesprekken. Dan vraagt de soldaat aan zijn drager waarom hij dit wil doen en is er de mogelijkheid om te getuigen van de Heere Jezus.
Zou dat in ons dagelijks werk ook niet vaak zo zijn? Dat we juist tijdens die ‘tweede mijl’, die de ander niet verwacht, iets kunnen doorgeven van Wie de Heere Jezus is, aan onze kinderen of anderen?
Is één mijl niet genoeg?
Misschien denk jij: ‘wat moet ik weer veel. Ik heb al moeite genoeg om de eerste mijl te volbrengen in mijn huis de opvoeding van onze kinderen. Al die dingen die van me verwacht en gevraagd worden krijg ik maar nauwelijks gedaan. En nu zeg jij dat ik nog méér moet doen?
Ik herken het. Tussen het schrijven van het begin en het einde van dit blogartikel waren er genoeg momenten in ons gezin die mij de moed in de schoenen deden zinken en waardoor ik me voornam dit artikel nooit af te maken. Want wéér viel ik uit toen een van de kinderen niet goed luisterde, in plaats van haar hart op te voeden. Wéér volbracht ik het bedritueel haastig om er maar zo snel mogelijk mee klaar te zijn. Wéér waren er onafgemaakte to-d0lijstjes waar dingen op stonden die echt wel belangrijk waren maar toch niet lukten. Een tweede mijl gaan? Ik krijg de eerste al niet voor elkaar.
De tweede mijl vraagt dan ook niet in de eerste plaats meer werk van ons, maar vooral iets van ons hart. Zijn we bereid om niet onszelf, maar de Heere en de ander in het middelpunt te zetten? Doen we ons werk, net als die vrouw die bedden opmaakte, met liefde alsof het voor Hem is (en het is voor Hem!)
Vraag het je eens af deze week, bij al die tijdrovende klusjes die zo onbetekenend lijken en bij al die akkefietjes waarbij de kinderen je nodig hebben: hoe zou ik dit doen als Hij erbij was (en Hij is erbij!)
Genade
Het beantwoorden van deze vragen laat mij zien wat er in mijn hart leeft. Het laat mij zien hoe vaak mijn godsdienst iets is in mijn gedachten en niet in mijn daden. En hoe hard ik er ook tegen vecht, mezelf veranderen lukt maar niet. Het laat mij zien: ik leef slechts door genade. Het maakt me weer heel afhankelijk van Hem. Wat een voorrecht om ‘s avonds onze zonden (ook die van ‘tekort aan liefde’) aan de Heere te belijden. En ‘s morgens ons werk (van bedden opmaken tot klitten uitkammen en van ruzies uitpraten tot het aanrecht opruimen) aan Hem te mogen opdragen en Hem te vragen om ons te leren het met liefde voor Hem te doen en niet voor mensen.
P.S. Een prachtig boekje dat helaas niet goed verkrijgbaar meer is, maar zeker het lezen waard als je het kunt vinden is De tweede mijl van Isobel Kuhn. Deze vrouw werkte als zendelinge in China en in dit boekje beschrijft ze zes verhalen van mensen die zij ‘de tweede mijl’ zag gaan.
Super geschreven artikel weer!
Dankjewel Elise!
Ook voor het in herinnering brengen van de boekjes, ga ze deze winter weer eens lezen. Mooie herinneringen aan jeugdwerkacties van weleer;-)
Mooi geschreven. Ja in het door de Romeinen bezette gebied was het gebruikelijk dat elke Romeinse soldaat van een burger kon verlangen dat hij zijn uitrusting, mantel of andere lasten een mijl lang droeg. Dit kan de gewoonte zijn geweest waar de Heere specifiek naar verwees toen Hij zijn volgelingen instrueerde om onzelfzuchtig “een extra stap te zetten” als getuigenis van de vrijgevigheid van de christelijke geest. Precies zoals jij zegt. De uitdrukking is gaan betekenen iemand helpen die verder gaat dan wat van u wordt verwacht.
Maar het is niet altijd mogelijk. Ook niet altijd wijs. Niet alles kan op één persoon neerkomen. Daarom hebben we elkaar als gemeente van God gekregen. Om naar elkaar uit te reiken. Soms moeten we nee zeggen, zodat een ander het mag doen.
Bedankt voor dit mooie artikel.